de A.N.B.V.V van 1919  tot 1-1-2017

                 Facebook rijstvogels.

 

 

 

  

 

Welkom op mijn website van rijstvogels.

 Hier vindt u informatie over mijn

 rijstvogels,

en ook algemene informatie over

deze vogels.

 

Voor wikipedia over de rijstvogels  klik hier onder op de link.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Rijstvogel

 

 

Ik ben  Secretaris van Vogelvereniging Kleur en vriendschap 1985 Kerkrade.  (408)

Kijk ook eens op de website van Vogelvereniging "Kleur en vriendschap'85 Kerkrade"

www.kleurenvriendschap-85.jouwweb.nl

 

En lid van de vogelvrienden Bocholtz.  (B14) 

 

Kijk ook eens op de website van vogelvrienden Bocholtz.

http://www.vogelvriendenbocholtz.nl/

 

 

                        

Met ingang van 01-01-2017 is er maar nog een bond en wel Nbvv en  mijn kweeknummer is 0JBY

 

 

De Rijstvogel

De Rijstvogel is afkomstig uit Indonesië, de Filipijnen en ook wel in Zuid-China Deze vogel behoren toe tot de Zang vogels. De Rijstvogel is familie van de zo geheten Pracht Vinken. Deze vogel heeft een lengte van 14 a 15 cm.

 

Eigenschappen

De Rijstvogels zijn zeer levendige vogels in hun soort. Ze mogen graag elke stok, hoek of tralie mee pakken in hun verblijf.
De mannen en popjes (vrouwtjes) zijn echter wel lastig van elkaar te onderscheiden. Leuk om te weten is dat mannen zingen en dat doen de popjes (vrouwtjes) niet. Van tijd tot tijd zijn ze ook erg gek op baden.

 

Huisvesting

De Rijstvogels word gehouden  in zowel een binnen- dan wel in een buiten volière. De buiten volière moet dan wel voorzien zijn van wind schotten,
licht verwarmde en dus een vorstvrij nachthok. Deze vogels zijn zeer levendig en een beetje ruimte
is wel nodig voor een gezond bestaan. Geadviseerd wordt een ruime kooi of kleine volière aan te schaffen, verticale tralies met een maximale tussen afstand van 1,2 cm.

 

Voeding

De voeding van een Rijstvogel bestaat uit gemengde Tropenzaad.
Als toevoeging gebroken witte rijst erdoor gemengd is erg goed voor ze.
Ook Ei-Krachtvoer is belangrijk voor een RijstVogel.
Elke dag vers water, een bakje extra grit mag eigenlijk ook niet ontbreken
 .  

 

 

Enkele honderden jaren geleden was de rijstvogel een eilandbewoner, die alleen op Java en Bali leefde. Reizigers en vogelhandelaren namen hem mee naar de Filippijnen en Thailand. Tegenwoordig voelt deze fraaie prachtvink zich overal in Azië thuis. Oorspronkelijk voedde de vogel zich met wilde rijst, maar daar laat hij het niet meer bij. Zij eten allerlei zaden, maar ook etensresten. Alleen tijdens de rijst-oogsten herinneren zij zich hun basis voeding en strijken in zwermen neer in de sawa’s. Ze zijn totaal niet onder de indruk van vogelverschrikkers, het geschreeuw van mensen of andere pogingen om hen te verdrijven.  De boeren daar beschouwen de rijstvogel even schadelijk als bij ons de mus omdat hij de oogst zou plunderen. Hij heeft zich goed verspreid en nestelt in de onmiddellijke omgeving van de mensen, in de steden, onder de daken van huizen, in parken en schuren.
 
Domesticatie
Door de Japanners werd op grote schaal een witte variëteit van de rijstvogel gefokt, die het grote voordeel heeft, zelf ook vlug tot broeden over te gaan. In zeer grote getale exporteerde Japan deze witte rijstvogels voor de tweede wereld oorlog. Zij hebben de beroepsmatige kweek geïntensiveerd, vervolmaakt en hebben er een industrie van gemaakt, waarbij ze alleen het uitbroeden aan de vogel overlaten, maar het opfokken zelf ter hand hebben genomen; zodat de oude vogel direct weer beginnen kan met een nieuw broedsel. Om de eierproductie te verhogen worden de eieren van elk 2e nest over het 1e en het 2e verdeeld; m.a.w. van 3 nesten 2 gemaakt aldus de pop a.h.w. dwingend opnieuw een nest te maken. Bovendien worden de jongen na ca. 10 dagen uit het nest gehaald en verder met de hand opgevoed. Dit heeft tot voordeel dat de oude vogels dan vlugger aan een nieuw nest beginnen, terwijl de jongen alle schuwheid voor de mens verliezen. Als opfokvoer krijgen ze een halfgaar papje dat bestaat uit grof gemalen ontbolsterde granen (meestal rijst) waardoor wat vis- of eiermeel gemengd wordt. Dit papje wordt hen d.m.v. een stokje of spateltje lauw toegediend waar ze uitstekend op gedijen. Dit lauw toedienen is van het grootste belang opdat de nog zwakke spijsvertering organen van de jonge vogel, het voedsel goed kunnen verteren. Door middel van een bamboe-rietje worden de jongen met korte tussenpozen gevoed. Ze zitten nest bij nest in bamboe-korfjes bij elkaar, door een dekseltje van boven afgesloten en gedijen op het hun toegediende papje uitstekend.
 
De Kweek
Rijstvogels kunnen heel goed in een volière, mits ze in de winter over een vorstvrij binnenhok kunnen beschikken. Ze zijn zich ook van hun kracht en pracht bewust en dus niet de meest vriendelijke volière bewoners voor de kleine tropische prachtvinken. Ze kunnen daarentegen uitstekend samen worden gehouden met kanaries, grasparkieten of de kleinere Australische parkieten. Ondanks het tropische land van herkomst schijnt onze winterse koude de rijstvogel niet veel te hinderen. Zelf heb ik verschillende malen jonge rijstvogels ’s winters in de buitenvoliere keurig groot zien worden. Sterk van gestel en altijd onberispelijk glad in de veren zijn het aantrekkelijke vogels die in elke volière passen. De in gevangenschap gekweek-te rijstvogel is niet schuw tegenover mensen en heeft een sterke maag. Ook in broedkooien broedt hij zonder problemen. Met hun 14 cm hebben ze wel een ruime kooi nodig, liefst 100x60x40 cm. Als nestgelegenheid hebben ze het liefst een parkieten (berken) blok.
De bruiloftsdans is leuk om te zien. Het begint ermee dat de vogels naast elkaar op een tak plaatsnemen waarna de man op een gegeven moment zeer bedachtzaam om beurten zijn knieën buigt en strekt. De pop raakt hierdoor aangestoken en begint op haar beurt ook de knieën te strekken en te buigen. Ze strekt echter haar knieën op het moment dat de man de zijne buigt en omgekeerd, zodat het lijkt alsof de vogels naast elkaar dansen.
Dit ritme versnelt waarna op een gegeven moment de pop zich op de tak drukt en door met het staartje te trillen tot de paring uitnodigt.
Het is niet het jachtige gedoe wat we bij andere vinkachtigen kennen. Het mannetje bevliegt voorzichtig met gestrekte knieën het popje om pas daarna waardig door de knieën te gaan waarna de paring volgt. Vervolgens zoekt de man de nestplaats uit. Met een halm geklemd tussen de snavelhelften lokt hij de pop naar het broedblok door telkens weer in en uit het blok te gaan. Is deze eenmaal door de pop geaccepteerd dan wordt in recordtempo het blok opgevuld.  Na de balts wordt er ijverig aan een nest geknutseld, dat enorme afmetingen kan aannemen. Het nestkastje stofferen ze met alles waar ze maar met hun snavels bij kunnen, zoals halmen, vezels e.d.
Daarna legt het vrouwtje maximaal negen eieren.
Het broeden geschiedt om beurten. Het aantal eitjes kan oplopen tot wel 8 stuks die een broedtijd van een kleine twee weken behoeven. Het opfokvoer voor de jongen bestaat uit gekiemd zaad, wat groenvoer en eivoer.  Een met water bevochtigd snee wittebrood wordt in vele gevallen eveneens genomen.
Na drie weken, maar naar gelang de weersgesteldheden vroeger of later verlaten de kuikens, na door beide ouders gevoerd te zijn, het nest. Ze keren er echter in de beginperiode telkens 's nachts in het nest terug. Indien ze de ouders niet hinderen kunnen ze in dezelfde ruimte verblijven, omdat de oudervogels de jongen niet verjagen. De jongen zijn dan herkenbaar aan hun afwijkende snavelkleur: zwart bij de grijze en bleek bij de witte rijstvogels. Net uitgevlogen jonge vogels missen de sprekende kleuren van de ouders. Pas na een jaar zijn ze niet meer van de oudervogels te onderscheiden.
Om de vogels niet uit te putten mag men niet meer dan drie broedsels per jaar toelaten. Wie zijn vogels het hele jaar door gevarieerd voert hoeft het voer niet aan te passen aan de jongen. Gevarieerd wil zeggen: een prachtvinkenmix of grasparkietenmengsel, trosgierst en  groenvoer. Wie in de zomer halfrijpe grassen en onkruiden in de volière brengt zorgt ook voor wat kleine insecten, die ze graag opnemen. De zgn. paddy is volgens ervaren kwekers noodzakelijk om voldoende forse vogels te kweken die geen darmproblemen krijgen.
Er zit blijkbaar een bepaalde stof in die rijstvogels nodig hebben
 
Het uiterlijk
De ideale rijstvogel moet een forse indruk maken.
Het type is robuust, waarbij de onderlinge lichaams-verhoudingen niet storend op elkaar mogen inwerken. Een platte kop en onnatuurlijke grote snavel zijn ernstig storende fouten. De lengte gemeten van de snavelpunt tot het uiteinde van de staart moet minimaal 15 cm zijn.
De vogel moet een rustige houding aannemen en dient recht op de poten te staan met het lichaam vrij van de zitstok. De vleugels moeten gesloten langs het lichaam worden gedragen en de vleugelpunten moeten op de staart aaneensluiten. Van opzij gezien moet de borst-buik-lijn vanaf de keel tot aan de onderstaartdekveren regelmatig gebogen zijn. De kop wordt iets opgericht gedragen. De rug moet vanaf de kop tot aan de punt van de staart een bijna rechte lijn vormen. Van voren gezien dient de borst vol en goed rond te zijn, maar niet vet. In het achterlichaam mag de rijstvogel niet de indruk wekken uitgezakt te zijn. De kop moet een regelmatig gebogen lijn vormen met het oog centraal t.o.v. de schedel.
In de standaareisen wordt per kleurslag en per veerveld de kleur en tekening beschreven.
In alle gevallen dient de kleur een goede helderheid en regelmaat te hebben waarbij de tekening duidelijk en scherp moet zijn. Vogels, die nog niet op kleur zijn, laten dit zien door een bruine aanslag in rug- en vleugeldek en bruine vlekken in de tekening.
Het verenpak moet strak en aaneengesloten worden gedragen en moet ongeschonden en compleet zijn. Door onvoldoende training zal een rijstvogel onrustig in zijn TT-kooi zitten en de veerstructuur van de staart beschadigen. De vogel moet een gezonde indruk maken en helder uit de ogen kijken. De bevedering dient schoon te zijn ook rond de anus.
Lichamelijke gebreken en tekortkomingen mogen niet voorkomen.
 
De Kleurslagen
De kleur en tekening van de wildkleur rijstvogel worden gevormd door in de veren aanwezige kleurstoffen: het zwarte en bruine eumaline en het roodbruine phaemelanine. Grijs wordt als de oerkleur van de rijstvogels beschouwd en is nog steeds de meest voorkomende kleurslag. Maar eind 1980 werd op een tentoonstelling een Rijstvogel aangetroffen met een zeer helder grijs rugdek en een grauw grijsbeige buikkleur zonder roze waas. Bij nadere bestudering is vastgesteld dat deze kleur alleen wordt bepaald door het zwart- en bruin eumelanine: het pheomelanine ontbreekt. Door deze mutatie, die overigens nog niet is vastgelegd, zijn de bonden er toe overgegaan om voor de ongemuteerde kleur niet langer van grijs maar van de wildvorm te spreken.
De witte rijstvogels komen soms in de natuur voor, maar werden in de 19e en 20e eeuw ook al gekweekt door de Chinezen en Japanners. Aan de roodbruine ogen is te zien dat dit geen albino vogels zijn, maar doorgekweekte bonten! Daarnaast zijn er de isabellen: crèmekleurige  rijstvogels met een bruine kop. In de standaardeisen van de ANBvV, die recentelijk helemaal vernieuwd zijn, zijn de erkende mutaties opgenomen, alsmede de beschrijving van de ver-schillende rubrieken en de  wijze van vererving. De onderstaande mutaties staan beschreven en worden ook gevraagd in het nieuwe vraagprogramma: Rijstvogel wildkleur (grijs), isabel, pastel wildkleur, pastel isabel, opaal wildkleur, opaal isabel en wit.
 

 

Laatste bijgewerkt: 14-02-2025  01-11-2012

 

Erstelle deine eigene Website mit JouwWeb